Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6899

Datum uitspraak2008-05-21
Datum gepubliceerd2008-07-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers276061 HA ZA 07-77 en 287805 HA ZA 07-1728
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aansprakelijkheid kentekenhouder ex artikel 185 WVW bij ongeval onverzekerd motorvoertuig (doorgereden na aanrijding). Beroep op overmacht omdat ongeval is veroorzaakt door derde zonder toestemming kentekenhouder verworpen. Wel regres mogelijk.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummers: 276061 HA ZA 07-77 en 287805 HA ZA 07-1728 Uitspraak: 21 mei 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de (hoofd)zaak met zaaknummer 276061 HA ZA 07-77 van: de naamloze vennootschap AEGON SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te ‘s-Gravenhage, procureur: mr. D.L.A. van Voskuilen, - tegen - [persoon1], wonende te [woonplaats], procureur: mr. A.C. Hansen, én in de (vrijwarings)zaak met zaaknummer 287805 HA ZA 07-1728 van: [persoon1], wonende te [woonplaats], procureur: mr. A.C. Hansen, - tegen - [persoon2], wonende te [woonplaats], procureur: mr. A.J.M. Vélu. Partijen worden hierna aangeduid met “Aegon”, “[persoon1]” en “[persoon2]”. 1. Het verloop van de procedure in de hoofdzaak 1.1 Aegon heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [persoon1] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen € 15.225,21, vermeerderd met de wettelijke rente over € 12.346,19 vanaf 1 december 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [persoon1] in de proceskosten. 1.2 [persoon1] heeft een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [persoon2] genomen, waarna Aegon heeft geantwoord in het incident. Bij vonnis van 23 mei 2007 heeft de rechtbank [persoon1] toegestaan [persoon2] in vrijwaring op te roepen. 1.3 [persoon1] heeft een conclusie van antwoord genomen. 1.4 Bij vonnis van 24 oktober 2007 is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft plaats gehad op 11 januari 2008, gezamenlijk met de gelaste comparitie van partijen in de vrijwaringszaak. Van hetgeen ter zitting is verhandeld is proces-verbaal opgemaakt. in de vrijwaringszaak 1.5 [persoon1] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [persoon2] jegens [persoon1] en Aegon aansprakelijk is en [persoon2] te veroordelen tegen bewijs van kwijting aan [persoon1] te voldoen al hetgeen waartoe [persoon1] in de hoofdzaak ten behoeve van Aegon mocht worden veroordeeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding in de hoofdzaak tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [persoon2] in de proceskosten van de hoofdzaak en de vrijwaringszaak. 1.6 [persoon2] heeft een conclusie van antwoord genomen. 1.7 Bij vonnis van 24 oktober 2007 is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft plaats gehad op 11 januari 2008, gezamenlijk met de comparitie van partijen in de hoofdzaak. Van hetgeen ter zitting is verhandeld is proces-verbaal opgemaakt. 1.8 [persoon1] heeft een conclusie van repliek genomen. 1.9 [persoon2] heeft gedupliceerd. in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak 1.10 De datum van de uitspraak van dit vonnis in zowel de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak is door de rechtbank bepaald op heden. 2. De vaststaande feiten 2.1 Op 2 mei 2003 heeft de bestuurder van een Volkswagen met kenteken [kenteken] op de Rijksweg A16 te Rotterdam een ongeval veroorzaakt. Daarbij is schade toegebracht aan een BMW en een Honda. De bestuurder van de Volkswagen is na het ongeval doorgereden, zonder zijn identiteit bekend te maken. 2.2 Ten tijde van het ongeval was [persoon1] eigenaar en kentekenhouder van de Volkswagen. Op dat moment was de Volkswagen niet verzekerd in de zin van artikel 2 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (hierna: “WAM”). 2.3 De schade aan de BMW is door een expert vastgesteld op € 7.508,27, de schade aan de Honda op € 4.837,92. 2.4 Aegon heeft als drager van het na-risico in de zin van artikel 13 lid 2 WAM deze schade, voor een totaalbedrag ad € 12.346,19, vergoed aan de benadeelde partijen. 3. De stellingen van partijen De stellingen van Aegon 3.1 Aan de vordering heeft Aegon -samengevat weergegeven- ten grondslag gelegd dat [persoon1] ondanks herhaalde aanmaning in gebreke is gebleven met betaling aan haar van de met de Volkswagen veroorzaakte schade ad € 12.346,19. Op de voet van artikel 15 WAM vordert Aegon van [persoon1] thans betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, door haar tot aan 1 december 2006 berekend op € 1.927,02, en met een bedrag ad € 952,00 aan buitengerechtelijke kosten. De stellingen van [persoon1] 3.2 [persoon1] heeft -samengevat weergegeven- aangevoerd dat niet hij maar [persoon2] het ongeval met de Volkswagen heeft veroorzaakt. [persoon1] had de Volkswagen zeer recentelijk aangeschaft en nog niet verzekerd, reden waarom hij er uitdrukkelijk geen deel aan het verkeer mee nam. Op de avond voor het ongeval is [persoon2] bij [persoon1] op bezoek geweest. Hij heeft vervolgens de Volkswagen zonder toestemming of medeweten van [persoon1] op de openbare weg gebracht. [persoon2] heeft de Volkswagen dus ontvreemd. [persoon1] weet dat [persoon2] dit ook bij de politie heeft bekend. Daartoe verwijst [persoon1] naar de door hem in het geding gebrachte brief d.d. 14 januari 2008 van de Politie Rotterdam-Rijnmond aan zijn advocaat, waarin het volgende wordt vermeld: “(…) De verklaring, welke u verzoekt, zal niet worden verstrekt. Wel kan ik u een korte samenvatting omtrent de inhoud van de verklaring geven. De heer [persoon2] geeft in zijn verklaring aan dat hij op het moment van de aanrijding niet in bezit was van een geldig rijbewijs en derhalve geen auto mocht besturen. Om deze reden is hij, in paniek, na de aanrijding doorgereden. Verder geeft de heer [persoon2] aan dat hij de sleutels van de auto met het kenteken [kenteken], welke eigendom is van de heer [persoon1], van tafel heeft gepakt. Later in zijn verklaring geeft de heer [persoon2] aan dat de heer [persoon1] niet op de hoogte was van het feit dat hij zijn auto had meegenomen. Als laatste geeft de heer [persoon2] aan dat een onbekend persoon in een vierde voertuig de aanrijding heeft veroorzaakt. Deze persoon is zonder zijn identiteit kenbaar te maken doorgereden. In de verklaringen van de overige betrokkenen en de opgemaakte registratieset is voor deze verklaring geen ondersteuning te vinden. (…)”. [persoon2] is dan ook rechtstreeks aansprakelijk jegens Aegon. Voor zover [persoon1] gehouden zou zijn de vordering van Aegon te voldoen, dient [persoon2] hem te vrijwaren. Verder heeft [persoon1] verweer gevoerd tegen de door Aegon gestelde schade alsook tegen de gevorderde buitengerechtelijke werkzaamheden. De stellingen van [persoon2] 3.3 [persoon2] heeft -samengevat weergegeven- aangevoerd dat ten tijde van het ongeval niet de bestuurder van de Volkswagen was. Hij heeft die aanrijding niet veroorzaakt en is dan ook niet gehouden de schade aan de BMW en de Honda te vergoeden. Nadat [persoon1] het ongeluk in kwestie had gehad, heeft hij [persoon2] gebeld en gezegd dat hij direct moest komen om hem te helpen. [persoon2] is toen met [persoon1] naar het politiebureau gegaan. Daar heeft [persoon2], die toen de Nederlandse taal niet goed beheerste, zonder aanwezigheid van een tolk een verklaring ten gunste van zijn vriend [persoon1] afgelegd omdat hij hem uit de problemen wilde helpen. In dit verband verwijst [persoon2] naar een door hem overgelegde verklaring van [persoon3] en [persoon4], waarin het volgende is opgenomen: “Door middel van dit schrijven verklaar ik, [persoon3] en [persoon4], dat wij op de dag van de aanrijding met meneer [persoon2] samen waren. Meneer [persoon2] en bovengenoemde personen waren bij [persoon3] thuis. Waardoor wij kunnen verklaren dat de heer [persoon2] het betreffende ongeval niet kan hebben veroorzaakt. Meneer [persoon1] heeft meneer [persoon2] gebeld die dag om te zeggen dat hij een ongeval heeft gehad en wist niet wat te doen. Meneer [persoon2] heeft toen voorgesteld om naar meneer [persoon1] toe te gaan en samen naar het politieburo te gaan zodat meneer [persoon1] zijn verhaal kon vertellen. (…)”. 3.4 Op de overige stellingen van partijen, voor zover althans voor de beoordeling van belang, komt de rechtbank hierna terug. 4. De beoordeling in de hoofdzaak 4.1 Als uitgangspunt voor de beoordeling wordt genomen dat [persoon1] ingevolge het eerste lid van artikel 185 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: “WVW”) als eigenaar van de Volkswagen aansprakelijk is voor de door het verkeersongeval daarmee veroorzaakte schade, tenzij aannemelijk is dat het ongeval te wijten is aan overmacht, daaronder begrepen het geval dat het ongeval is veroorzaakt door iemand voor wie [persoon1] niet aansprakelijk is. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is [persoon1] ook aansprakelijk voor gedragingen van degene door wie hij het motorrijtuig doet of laat rijden. Hierbij merkt de rechtbank volledigheidshalve op dat door [persoon1] niets is gesteld waaruit kan worden afgeleid dat hier sprake is geweest van houderschap van [persoon2] in de zin van artikel 1 lid 1 sub o WVW. 4.2 [persoon1] heeft aangevoerd dat [persoon2] de Volkswagen de avond voor het ongeval heeft ontvreemd nadat hij bij [persoon1] op bezoek was geweest. In dat verband verwijst [persoon1] naar de door hem overgelegde brief afkomstig van de Politie Rotterdam-Rijnmond (zie hiervoor 3.2). Die brief vermeldt dat [persoon2] heeft verklaard de sleutels van de Volkswagen die avond bij [persoon1] thuis van tafel te hebben gepakt en daarop de Volkswagen te hebben meegenomen, zonder dat [persoon1] daarvan op de hoogte was. [persoon1] heeft ook gesteld dat [persoon2] de auto zonder zijn toestemming of medeweten heeft meegenomen. 4.3 Dit verweer kan [persoon1] in de hoofdzaak jegens Aegon echter niet baten. Naar bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad (verwezen wordt naar HR 31 januari 1992, NJ 1992, 319) is er naast het geval van uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming immers ook sprake van een laten rijden in de zin van artikel 185 lid 2 WVW indien [persoon1] door zorgeloosheid aan [persoon2] de gelegenheid tot rijden met de Volkswagen heeft gegeven. Door [persoon1] zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen dragen dat hij afdoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen om te voorkomen dat [persoon2] zonder toestemming of medeweten van [persoon1] de Volkswagen op de openbare weg zou brengen. [persoon1] is dan ook jegens Aegon aansprakelijk. De door [persoon1] gestelde omstandigheid dat hij, omdat hij de Volkswagen nog niet had verzekerd, daarmee “uitdrukkelijk” geen deel aan het verkeer nam, maakt dit niet anders, nu die omstandigheid niet afdoet aan de ingevolge artikel 2 lid 1 WAM op [persoon1] rustende verplichting het voertuig verzekerd te houden. Uit hetgeen [persoon1] heeft aangevoerd, blijkt ook niet dat die verplichting ten tijde van het ongeval opgeheven of geschorst was (op de wijze) als bedoeld in het derde respectievelijk het vierde lid van artikel 2 WAM. 4.4 [persoon1] heeft voorts verweer gevoerd tegen de hoogte van de door Aegon gestelde schade aan de BMW en de Honda. Daartoe heeft hij gesteld dat de beide auto’s mogelijk al vóór het ongeval schade hadden en heeft hij er op gewezen dat het bedrijf dat de schadecalculatie bij de BMW heeft opgesteld, ook zelf de reparatie heeft uitgevoerd, zodat [persoon1] zich afvraagt wat de waarde van die schadecalculatie is. Ook heeft [persoon1] aangevoerd dat hij geschaad is in zijn verweermogelijkheden omdat hij niet de gelegenheid heeft gehad tot het houden van een contra-expertise. 4.5 De rechtbank overweegt dat namens Aegon ter comparitie van partijen onweersproken is gesteld dat de schade is vastgesteld door een onafhankelijk expertisebureau en dat dit blijkt uit het stempel op het door haar overgelegde expertiserapport. Nu van de zijde van [persoon1] niets is aangevoerd om de rechtbank tot de conclusie te leiden dat die -gespecificeerde- schadevaststelling desondanks onjuist zou (kunnen) zijn, wordt in zoverre aan het verweer van [persoon1] voorbijgegaan. 4.6 Voorts heeft [persoon1] aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld de schade zelf te bekijken en dat hij die zelf mogelijk goedkoper had kunnen repareren. Aegon heeft er op dit onderdeel op gewezen dat de schade aan de BMW en de Honda onverwijld is gerepareerd ter beperking van verdere schade, zoals kosten van autohuur. Overwogen wordt dat, nog daargelaten de vraag of [persoon1] over de middelen en expertise beschikte om de schade aan de BMW en de Honda (goedkoper) te kunnen verrichten (waarvan overigens niet is gebleken), voor het standpunt van [persoon1] dat Aegon in gevallen als deze gehouden is de voor de schade aansprakelijke persoon eerst zelf in de gelegenheid te stellen om de schade te repareren, in het recht geen steun te vinden is. Dit verweer wordt derhalve eveneens verworpen. 4.7 Het voorgaande betekent dat de door Aegon van [persoon1] gevorderde hoofdsom voor toewijzing gereed ligt, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente, ten aanzien waarvan [persoon1] geen (afzonderlijk) verweer heeft gevoerd. in de vrijwaringszaak 4.8 In de vrijwaringszaak draait het om de vraag of [persoon2], zoals [persoon1] heeft aangevoerd, op 2 mei 2003 met de Volkswagen het onderhavige ongeval heeft veroorzaakt. Ingeval dit komt vast te staan, is daarmee de onrechtmatigheid van dat handelen van [persoon2] jegens [persoon1] gegeven en is [persoon2] in beginsel gehouden [persoon1] te vrijwaren voor de als gevolg van dat ongeval door Aegon voor rekening van [persoon1] gebrachte schade. 4.9 Nu [persoon2] uitdrukkelijk en gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen deze stelling van [persoon1], staat de juistheid daarvan niet vast. Op de voet van artikel 150 Rv rust de bewijslast op [persoon1]. [persoon1] heeft bewijs aangeboden en zal tot dat bewijs worden toegelaten. in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak 4.10 De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden. 5. De beslissing De rechtbank: in de vrijwaringszaak: - laat [persoon1] toe te bewijzen dat [persoon2] op 2 mei 2003 met de Volkswagen het onderhavige ongeval heeft veroorzaakt, en bepaalt dat: • [persoon1] zich ter rolzitting van woensdag 18 juni 2008 bij akte dient uit te laten of, en zo ja op welke wijze, hij voornoemd bewijs wenst te leveren; • indien hij dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, hij die dan dadelijk bij die akte in het geding moet brengen; • indien hij getuigen wenst voor te brengen, hij in die akte opgave moet doen van het aantal der door hem voor te brengen getuigen; [persoon1] zal te zijner tijd zelf hebben zorg te dragen voor behoorlijke oproeping der getuigen en zal uiterlijk één week voor het getuigenverhoor de namen en de woonplaatsen van de te horen getuigen moeten opgeven aan de rechtbank en de wederpartij; in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak: - houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. P.H. Veling. Uitgesproken in het openbaar. 525